Als baby en jong kind ben je afhankelijk van volwassenen, meestal je ouders. Zij zorgen voor je en reageren op jouw behoeftes. Zo bouw je samen een vertrouwensband op. Je leert daardoor dat jij de moeite waard bent. Vol vertrouwen ga je nieuwe situaties aan, omdat je weet dat je altijd op hen terug kunt vallen bij moeilijke, stressvolle situaties. Dat wordt ‘een veilige hechting’ genoemd.
Soms gaat er in het opbouwen van die hechtingsrelatie iets minder goed. Bijvoorbeeld doordat er iets naars is gebeurd of doordat de volwassene (onbedoeld) minder beschikbaar was. Er is dan te weinig vertrouwen gegroeid, te weinig vertrouwen in jezelf en de ander. Sommige kinderen vinden het moeilijk om hun gevoelens te herkennen en te delen. Sommige kinderen kunnen niet geloven dat ze op andere mensen kunnen rekenen. Dat wordt ‘onveilige hechting’ of ‘problematische gehechtheid’ genoemd. Ook op latere leeftijd kan je daar moeilijkheden door ervaren.
Kenmerken